Rallysport verschilt van andere autosport doordat zij niet verreden wordt op permanente circuits. Het wedstrijdterrein bestaat uit verschillende klassementsproeven (KP’s) op de openbare weg die tijdelijk volledig afgesloten worden voor het andere verkeer. Ieder team - bestaande uit twee personen: piloot en co-piloot - start om de minuut en probeert individueel de KP zo snel mogelijk af te leggen.
Om dit goed te kunnen doen, is de route vooraf verkend. Dan zijn de wegen nog niet afgesloten en moet men zich zoals iedereen aan de verkeersregels houden. Het team gebruikt dan een soort codesysteem, ook pacenotes of nota’s genoemd. Door de (tussen)afstanden, de gradatie van de bochten, de staat van het wegdek en alle andere nuttige info voor te lezen, krijgt de piloot te horen hoe het parcours precies loopt.
Wie aan het einde van de rally het minste rijtijd nodig had op alle klassementsproeven samen, is algemeen winnaar. Daarnaast zijn er ook nog klassementen of basis van de wagen (leeftijd, motorinhoud, cilinderinhoud, merk, …). Alle rallyauto’s dienen aan strenge veiligheidseisen te voldoen om deel te mogen nemen: rolkooi, speciale stoelen en gordels, persoonlijke uitrusting (helm, HANS-systeem, brandvrij onderkledij en overall, enz..). Technische commissarissen van de autosportoverheid controleren dat tijdens een keuring, daags voor de wedstrijd. Tijdens de wedstrijd keren de teams regelmatig terug naar een gezamenlijke plaats waar er snel onderhoud aan de rallywagen kan gebeuren of nieuwe banden opgelegd kunnen worden.